De Belgische frietkotcultuur, met heerlijke frieten, heeft haar oorsprong in de jaren 1830. Jean-Frédéric Krieger was een pionier, en de traditie van het frietkot verspreidde zich snel. Het Belgische goud, hoewel niet uitgevonden door Belgen, is een belangrijk cultureel erfgoed.
Het is duidelijk dat het frietkot haar oorsprong vindt in óns land, maar wat met het Belgische goud dat er verkocht wordt? Wel… dat blijkt niet zo Belgisch te zijn. Het was een Spaanse non die als eerste aardappelen frituurde. Wat niet wil zeggen dat de Belgen geen enkel aandeel hebben gehad in de frieten, want het principe van ‘twee keer bakken’ werd wel degelijk door Belgen bedacht. Geen wonder dus dat de Belgische frietkotcultuur erkend werd als immaterieel cultureel erfgoed.
Frieten met mayonnaise en een hamburger
Vergeet french fries, chips of patat want de enige echte naam van de gefrituurde aardappelen is honderd procent Belgisch: frieten! En dat Belgisch goud haalt iedereen in… het frietkot! Maar waar komt die ‘frietkotcultuur’ eigenlijk vandaan?
Terug naar de jaren 1830! Het was de Duitse friturist Jean-Frédéric Krieger die samen met z’n vrouw en zijn frietkot van de ene Belgische kermis naar de andere trok. De dorpelingen zagen hem héél graag komen, want het was telkens een jaar lang wachten op een lekker pakje friet.
Waarom niemand thuis aardappelen frituurde? Te duur en te moeilijk… Gelukkig was er Jean-Frédéric, die zijn komst elke keer opnieuw aankondigde met een annonce in de gazet. Zo werd hij al snel tot de ‘Koning van de gefrituurde aardappelen’ gekroond. Een hele eer, al kreeg hij er al snel heel wat concurrenten bij. In 1856 had de Luikse kermis al drie frituristen op bezoek, vijf jaar later waren dat er maar liefst zeventien (!).
De frieten vielen zo in de smaak, dat de frietkramen telkens wat langer in een dorp bleven hangen. Ah ja, want in tegenstelling tot de draaimolens moest de frietkraam niet elke keer opnieuw opgezet en afgebroken worden. De frituristen konden op elk moment inpakken en wegrijden. Tot enkele slimmeriken zich afvroegen waarom ze niet gewoon voor altijd zouden blijven? En zo werden de eerste wielen vanonder de rijdende frietkoten gehaald en was het ‘vaste’ frietkot een feit.
Halverwege de twintigste eeuw telde ons land al meer dan twintigduizend frietkoten. Op het marktplein, aan de kerk in de winkelstraat. Overal waar er veel passage was, vond je er een. Tot groot ongenoegen van de lokale besturen, want zo’n frietkot was ‘vuil en vies’. Zo belandden in de jaren tachtig heel wat frituren achter een gevel…
Wij contacteren u binnen de 24u voor een demo